-
1 emboîter
emboîter [ãbwaatee]♦voorbeelden:emboîter des tuyaux • buizen aan elkaar zetten→ pas♦voorbeelden:1 des raisonnements qui s'emboîtent bien les uns dans les autres • argumentatie waar geen speld tussen te krijgen is1. v1) ineenvoegen2. s'emboîterv -
2 recouvrir
recouvrir [rəkoevrier]4 omvatten♦voorbeelden:recouvrir un livre • een boek kaftenrecouvrir une maison • een nieuw dak op een huis zettenrecouvrir un oreiller d' une taie • een kussen met een sloop overtrekken♦voorbeelden:2 le ciel s'est recouvert • de hemel is weer bewolkt, betrokkenv2) verbergen3) omvatten -
3 encombrer
encombrer [ãkõbree]♦voorbeelden:
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский